Verhuurders, let op de naleving van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening

Inleiding

Op 1 januari 2021 is het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening in werking getreden (hierna: “het besluit”). In het besluit staat onder andere het volgende:

“De verhuurder van een tot bewoning bestemde onroerende zaak verstrekt als er achterstand is in het betalen van de huur de contactgegevens van de huurder en de hoogte van de achterstand aan het college voor schuldhulpverlening, als hij:

      1. inspanning heeft geleverd om in persoonlijk contact te treden met de huurders om deze te wijzen op de mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen;
      2. de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;
      3. de huurder tenminste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand; en
      4. bij die schriftelijke herinnering heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd.”

 

Veel verhuurders van woningen zijn nog altijd niet bekend met het besluit. Dit terwijl het besluit wel verstrekkende gevolgen kan hebben. In meerdere uitspraken is inmiddels geoordeeld dat een door de verhuurder gevorderde ontbinding of ontruiming wegens een huurachterstand werd afgewezen omdat de verhuurder het besluit niet had nageleefd. Kortom, een belangrijk aandachtspunt dus!

De Rechtspraak

Op de niet-naleving van het besluit staat in het besluit zelf geen sanctie. Desalniettemin wegen kantonrechters de (niet-)naleving door de verhuurder mee als sprake is van een huurachterstand en de verhuurder om die reden de ontbinding van de huurovereenkomst en/of de ontruiming van een huurwoning vordert. Bij die afweging beoordelen rechters of de tekortkoming (te weten de huurachterstand) de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt (en eventueel daarop vooruitlopend een ontruiming in kort geding).

Inmiddels zijn rechters in meerdere zaken, waarin de verhuurder het besluit niet had nageleefd, tot de conclusie gekomen dat een bepaalde huurachterstand mogelijk niet, althans in mindere mate, zou zijn ontstaan als de verhuurder het besluit wél zou hebben nageleefd. In die situaties heeft dat ertoe geleid dat de gevorderde ontbinding niet gerechtvaardigd was dan wel een daarop vooruitlopende ontruiming in kort geding niet kon worden toegewezen. Dat betekende dat de verhuurder het besluit alsnog moest naleven en eventueel – mocht de naleving geen effect hebben op de huurachterstand – opnieuw een gerechtelijke procedure moest starten.

Zie in dit verband het volgende korte overzicht van twee relevante uitspraken.

Rechtbank Rotterdam 27 mei 2022, ECLI:RBROT:2022:4103 (afwijzing vorderingen)

  • Maandelijkse huur EUR 570,31
  • Huurachterstand EUR 8.540,90
  • Verhuurder (woningcorporatie) vorderde ontbinding in verband met de huurachterstand
  • Na het uitbrengen van de dagvaarding is huurder onder bewind gesteld
  • Kantonrechter wijst de vordering tot ontbinding af vanwege het niet-naleven van het besluit, aangezien niet kan worden uitgesloten dat bij naleving de huurachterstand anders niet zo hoog was opgelopen. Daarbij werd expliciet meegewogen dat de huurder inmiddels onder bewind was gesteld en dat sindsdien de lopende huur werd betaald.


Rechtbank Limburg 12 augustus 2022, ECLI:RBLIM:2022:6229 (toewijzing vorderingen)

  • Huurder van woning sinds 2014
  • Maandelijkse huur EUR 1.475,59 (vrije sector)
  • Huurder betaalde regelmatig te laat en de huurachterstand was EUR 3.000,-
  • Een incasso bodemprocedure heeft plaatsgevonden waarin partijen ter zake de huurachterstand een vaststellingsovereenkomsten hebben gesloten, maar die kwam huurder niet na
  • Verhuurder start een kortgedingprocedure en vordert (o.a.) de ontruiming van de huurwoning en de incassering van de huurachterstand
  • Huurder: Verhuurder heeft besluit niet nageleefd dus vorderingen moeten worden afgewezen
  • Kantonrechter: Niet-naleving besluit heeft geen gevolgen, want
    • De stelling van [huurder], dat [verhuurder] zijn betalingsproblematiek niet overeenkomstig het Besluit (…) heeft aangemeld waardoor de vordering zou moeten worden afgewezen, treft geen doel. Het (…) door [huurder] (…) aangevoerde dat hij “niets heeft en niets kan aanbieden” leiden tot het oordeel dat duidelijk is dat ook al zou [verhuurder] de huurachterstand overeenkomstig het Besluit bij de gemeente hebben aangemeld, er geen kans op een haalbare en redelijke betalingsregeling bestaat. (…).
  • Kantonrechter: de ontruiming en huurachterstand worden toegewezen.


Afsluitend

Vooralsnog lijkt het erop dat kantonrechters geen duidelijke lijn hebben ontwikkeld bij de toepassing van de (niet-)naleving van het besluit bij ontbindings- en ontruimingsvorderingen. Wat wel opvalt aan de reeds gepubliceerde rechtspraak, is dat van sociale verhuurders (met name woningcorporaties) méér inspanningen mogen worden verwacht om met huurders in gesprek te gaan over hun huurachterstanden, alsmede de mogelijkheden om daar wat aan te doen. Het lijkt erop dat bij verhuur in de vrije sector die drempel mogelijk iets lager ligt. Hoe dan ook is het voor alle verhuurders belangrijk om tijdig het besluit na te leven. Niet alleen kan een huurder en de huurrelatie daarbij gebaat zijn, maar zodoende kan een niet-naleving van het besluit ook niet worden tegengeworpen in een gerechtelijke procedure.

Miljoenennota 2023: De Jonge houdt zijn kruit gortdroog

Elk jaar mag ik na Prinsjesdag voor het Vastgoedjournaal een beschouwing geven over de plannen van het kabinet met de huurwoningmarkt in het komende jaar. Elk jaar was er het nodige te melden over nieuwe maatregelen van het kabinet, maar niet vorig jaar. Het toen demissionaire kabinet Rutte III wees in de Miljoenennota vorig jaar drie oorzaken aan van de hoge huizenprijzen: de lage rente, de krappe markt (weinig beschikbare woningen) en de fiscale behandeling van woningen. Maar maatregelen om deze oorzaken weg te nemen liet Rutte III over aan de volgende ploeg ministers. Wie had gedacht dat minister van Wonen Hugo De Jonge er dit jaar dus vaart achter zou zetten komt bedrogen uit.

De Jonge houdt het op plannen die er al lagen maar naar voren worden gehaald, zoals de huurverlaging voor huurders van woningcorporaties met lage inkomens. Verder wordt de huurtoeslag iets verhoogd en worden de budgetten voor isolatiesubsidies verhoogd.

Het is allemaal stilte voor de storm. Want De Jonge is vast van plan de huurprijzen in het nu nog vrije middensegment te reguleren. Blijkens een recent interview van het Vastgoedjournaal met o.a. topambtenaar Chris Kuijpers, zijn de ‘botsproeven’ in de gemeenten Utrecht, Zwolle en Doetinchem, die De Jonge dit voorjaar had aangekondigd, uitgevoerd. De resultaten daarvan worden nu door het ministerie geanalyseerd en gedeeld met IVBN. Daarna komt De Jonge met een voorstel. Het ‘vertrekpunt’ daarvan zal zijn ‘dat de woningmarkt voor veel mensen onbetaalbaar is geworden’. Vrij vertaald: de huren moeten omlaag, want anders zijn deze niet betaalbaar voor te grote groepen mensen.

Dat voorstel zal onder meer bestaan uit een gemoderniseerd woningwaarderingsstelsel (WWS). Kuijpers zegt dat daarin nog van alles mogelijk is, zelfs afschaffing van de pas op 1 mei 2022 ingevoerde WOZ-cap, en dat wordt gedacht aan extra punten voor duurzame woningen.

Kuijpers zegt dat de minister op zoek is naar de balans tussen de belangen van huurders en de belangen van verhuurders. Echter welke belangen de minister daarbij aan verhuurderszijde meeweegt en in welke mate is niet duidelijk. Of toch wel? Kuijpers heeft het in het interview over ‘veel overleg met IVBN’, de vereniging van institutionele beleggers. Hij noemt geen andere belanghebbenden aan de zijde van projectontwikkelaars en verhuurders. Dat is merkwaardig. En het is vanuit het ministerie gezien ook onverstandig, want indien de plannen uitsluitend (of vooral) getoetst worden aan de belangen van institutionele beleggers en niet aan die van andere beleggers (die tezamen aanmerkelijk meer woningen in bezit hebben dan de leden van de IVBN tezamen), zullen de plannen eerder in strijd komen met internationale verdragen die de bescherming van het eigendomsrecht beogen. Dat risico neemt toe, als de voorgenomen huurprijsregulering beter blijkt uit te pakken voor de ene groep beleggers, met wier belangen wel rekening is gehouden, dan voor de andere groep, van wie de belangen niet of minder in aanmerking zijn genomen. Het is daarom niet goed te begrijpen dat het ministerie heeft aangekondigd haar analyse van de botsproeven wel te zullen delen met IVBN en niet met Vastgoed Belang en andere belanghebbende partijen.

Het voorspelt helaas niet veel goeds voor de noodzakelijke evenwichtigheid van de voorgenomen regulering van de middenhuursector. De markt wacht nu al sinds december 2021 af. Sindsdien wordt er geen huurwoning meer ontwikkeld.

Vanaf 2023 verplicht energielabel C voor kantoorruimte

Label C-verplichting

Per 1 januari 2023 moeten kantoorgebouwen over een energielabel van minimaal niveau C beschikken. De label C-verplichting is vastgelegd in artikel 5.11 van het (per 17 oktober 2018 gewijzigde) Bouwbesluit 2012.

Onder een kantoorgebouw wordt verstaan: ‘een gebouw of gedeelte van een gebouw met alleen één of meer kantoorfuncties en nevenfuncties daarvan’. Dit staat in artikel 1.1 van het Bouwbesluit. De labelplicht geldt dus voor het gehele kantoorgebouw inclusief de nevenfuncties. Een kantoor kan zelf ook een nevenfunctie van een andere gebruiksfunctie zijn, bijvoorbeeld een kantoor in een winkel of een school. Alsdan is geen sprake van een kantoorgebouw in de zin van artikel 1.1 van het Bouwbesluit en geldt de labelplicht niet.[1]

Uitzonderingen

Het Bouwbesluit geeft in artikel 5.11 lid 2 t/m 5 vier uitzonderingen op de label C verplichting. De label C verplichting geldt niet:

  • bij kantoorgebouwen met een gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties kleiner dan 50% van de totale gebruiksoppervlakte van het gebouw waarvan het kantoorgebouw deel uitmaakt.
  • bij kantoorgebouwen waarvan de totale gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties en nevenfuncties kleiner is dan 100 m².
  • bij kantoorgebouwen die behoren tot een categorie als bedoeld in artikel 2.2 van het Besluit energieprestatie. Hieronder vallen onder meer rijksmonumenten en kantoorgebouwen die ten hoogste twee jaar worden gebruikt.
  • indien de kosten voor de maatregelen die moeten worden genomen om aan de verplichting te voldoen, een terugverdientijd hebben van méér dan 10 jaar. In dat geval dienen nog wel maatregelen te worden getroffen die een terugverdientijd tót en met 10 jaar hebben.


Handhaving

Als een kantoorgebouw op 1 januari 2023 nog niet beschikt over een energielabel C, dan is het op grond van artikel 5.11 van het Bouwbesluit 2012 verboden om dat kantoorgebouw te gebruiken of in gebruik te nemen. Wordt het kantoorgebouw toch gebruikt, dan bestaat het risico op bestuursrechtelijke handhaving. Het ‘bevoegd gezag’ (dit zal veelal de gemeente zijn waarin het kantoorpand zich bevindt) kan handhavend optreden door middel van het afgeven van een waarschuwing, het opleggen van een last onder bestuursdwang, een last onder dwangsom en mogelijk een bestuurlijke boete. Het kantoorpand kan ook worden gesloten. Naast deze bestuursrechtelijke sancties bestaat er ook een strafrechtelijke sanctie. Het niet voldoen aan de labelverplichting betreft een overtreding van de Wet Economische Delicten. Het ‘bevoegd gezag’ kan zowel de verhuurder/eigenaar, de huurder of beide aanspreken. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval (bijvoorbeeld wie is in staat en wie is gehouden de energiebesparende maatregelen te treffen). De praktijk zal moeten uitwijzen hoe streng er zal worden gehandhaafd.

Energielabel C – verplichting en bestaande huurovereenkomsten

Het verkrijgen van label C brengt kosten met zich mee. De vraag is voor wiens rekening deze kosten komen: huurder of verhuurder. Veelal wordt op basis van het ROZ-model gecontracteerd. Het meest recente model (2015) bevat geen specifieke bepalingen over het treffen en bekostigen van energiebesparende voorzieningen ten behoeve van label C.[2] Voor zover huurder en verhuurder geen aanvullende afspraken hebben gemaakt, moet worden teruggevallen op de algemene bepalingen over de verdeling van de onderhouds-, herstel en vernieuwingskosten (bijvoorbeeld artikel 11.4 en 11.5) en de wet.

Het verdient aanbeveling om zo spoedig mogelijk te inventariseren of en zo ja, welke werkzaamheden er moeten worden uitgevoerd om aan de label C verplichting te voldoen en wie welke kosten voor zijn rekening dient te nemen.

Indien een huurder weigert zijn medewerking te verlenen aan het uitvoeren van de werkzaamheden, kan de verhuurder de huurder op grond van de huurovereenkomst en/of de wet (artikel 7:220 BW) verplichten zijn medewerking te verlenen.

Voor zover de verhuurder weigert de nodige maatregelen te treffen om aan de label C verplichting te voldoen, kan de huurder van de verhuurder verlangen het gebrek te herstellen. Of het niet voldoen aan de Label C – verplichting als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW moet worden gekwalificeerd is onder meer afhankelijk van de aard van de nog te verrichten energiebesparende voorzieningen.

Tot slot

Voor zover een kantoorgebouw nog niet voldoet aan de eisen om een label C te krijgen is het van groot belang om vóór 1 januari 2023 de benodigde maatregelen te treffen om aan die eisen te voldoen en daarnaast tijdig een energielabel aan te vragen.  Als het kantoorgebouw op 1 januari 2023 nog niet beschikt over een energielabel C, dan is het verboden om dat kantoorgebouw te gebruiken of in gebruik te nemen.

Heeft u naar aanleiding van bovenstaande nadere vragen, neem dan vooral contact met ons op.

[1] Nota van Toelichting bij het Besluit van 17 oktober 2018, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2021 betreffende de labelverplichting voor kantoorgebouwen, Stb. 2018, 380, p. 9).

[2] Sinds 2019 heeft de ROZ-modelenergielabelbepalingen beschikbaar gesteld. Deze kunnen worden gebruikt bij nieuwe huurovereenkomsten.