Uitspraak: Geen huurbescherming na einde huurovereenkomst

Waar ging de zaak over?

Hielkema & co heeft onlangs een opmerkelijke huurzaak behandeld voor de verhuurder van een woning. Tussen de huurder en de verhuurder waren drie opvolgende huurovereenkomsten voor bepaalde tijd aangegaan.

Volgens de wet eindigt een huurovereenkomst voor bepaalde tijd na het verloop van de bepaalde tijd zonder huurbescherming voor de huurder. Maar de wet bepaalt ook dat zodra een dergelijke huurovereenkomst met een bepaalde tijd wordt verlengd (zoals in deze zaak), loopt de huurovereenkomst door voor onbepaalde tijd en heeft de huurder volledige huurbescherming. De huurovereenkomst moet dan worden opgezegd op basis van een van de wettelijke opzeggingsgronden (tenzij partijen onderling overeenstemming bereiken over het eindigen van de huur).

In deze zaak had de verhuurder de huurder geïnformeerd dat hij de huurovereenkomst niet nog eens wilde verlengen, maar hij had de huur niet opgezegd. Partijen hebben vervolgens een afspraak gemaakt over oplevering van de woning. De huurder heeft de woning opgeleverd, de sleutel ingeleverd en is vertrokken. Huurder heeft de borg teruggekregen en zich uitgeschreven van het adres van het gehuurde.

Twee maanden later beriep huurder zich echter alsnog op huurbescherming. Huurder stelt dat als hij had geweten dat hij niet weg hoefde, hij dat niet had gedaan. De huurder vorderde in kort geding dat de woning per direct weer aan haar ter beschikking zou worden gesteld.

Verhuurder, stelde dat er geen reden was om de woning weer aan huurder ter beschikking te stellen, omdat de huur met wederzijds goedvinden was beëindigd.

Wat vond de rechter?

De rechter overwoog dat partijen er kennelijk allebei vanuit zijn gegaan dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd gold. Dit ongeacht de juridische werkelijkheid dat inmiddels sprake was van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Huurder heeft gevolg gegeven aan de mededeling van de verhuurder dat hij de huurovereenkomst wilde beëindigen: huurder heeft de woning daadwerkelijk verlaten en de sleutels ingeleverd, de borg teruggekregen en zich uitgeschreven van het adres van het gehuurde.

De rechter was het met verhuurder eens en oordeelde dat de huurovereenkomst is geëindigd met wederzijds goedvinden. De rechter oordeelde verder dat de huurder zich er niet op kan beroepen dat hij het recht niet kende (dat wordt ook wel “rechtsdwaling”) genoemd. Dat kan slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden, die hier niet aan de orde waren.

Huurder heeft berust in het vonnis, er is geen hoger beroep ingesteld.