Uitspraken: het handhaven van vertrouwen

Vertrouwen in de rechtsstaat loont. En toegegeven: soms moet je er een lange weg voor afleggen. Ook in de zaak die hieronder beschreven wordt, was de trits bezwaar-beroep-hoger beroep nodig om tot een goede uitspraak te komen.

 Wat was er aan de hand?

Eind 2017 hadden toezichthouders van de gemeente Amsterdam vastgesteld dat de eigenaar van een zelfstandige woning deze zonder vergunning had omgezet naar meerdere onzelfstandige woonruimten.

Begin 2018 stuurde de gemeente de eigenaar daarom een brief, waarin daarvan mededeling werd gedaan en bovendien werd geschreven:

Legalisatie

Als eigenaar bent u verantwoordelijk voor het rechtmatig gebruik van uw bezit. Dit betekent dat u de overtreding ongedaan dient te maken. Dit kunt u doen door de kamergewijze verhuur van de woning te staken. Tenzij u van oordeel bent dat deze situatie met vergunning gelegaliseerd kan worden. In dat geval dient u binnen 4 weken een aanvraag om een omzettingsvergunning in te dienen.

 Wanneer binnen de gestelde termijn geen ontvankelijke vergunningsaanvraag is ontvangen of naar aanleiding van de vergunningsaanvraag is gebleken dat geen vergunning kan worden verstrekt, zien wij ons genoodzaakt om tot handhaving over te gaan.

De brief werd vervolgens namens het hoofd van de afdeling Wonen ondertekend door één van zijn ambtenaren.

Hoe reageerde de eigenaar?

Toen de brief op de deurmat belandde en deze bij een kop koffie door de eigenaar tot zich werd genomen, verslikte die zich welhaast van schrik. Het door de gemeente beoogde effect, dat ertoe leidde dat de eigenaar startte met het aanvragen van de benodigde vergunning.

Groot was daarom de verbazing toen de eigenaar, binnen de legalisatietermijn van vier weken, ook een voornemen tot boeteoplegging door de brievenbus zijn woning binnen zag glijden. Een boete van € 18.000,- werd in het vooruitzicht gesteld.

Terwijl de eigenaar er volgens de brief van de gemeente op mocht vertrouwen dat deze niet zou handhaven als de eigenaar tijdig een vergunning zou aanvragen en zou krijgen. Het vertrouwen in de gemeentelijke handhaving liep een forse deuk op.

Hullie tegen zullie: de procedure

 De gemeente Amsterdam gaf bij het indienen van een zienswijze, bij het voornemen tot boeteoplegging en de bezwaarprocedure bij de gemeente zelf geen krimp. Het vertrouwen op het zelfcorrigerend, objectiverend vermogen van de gemeente bleek ongegrond.

Ook de rechtbank Amsterdam handhaafde de boete van € 18.000,- en sloeg een deukje in het rechtstatelijk vertrouwen van de eigenaar.

In grote lijnen werd gesteld dat de inhoud van de brief weliswaar tot verwarring kon leiden, maar dat toch echt duidelijk was dat de brief alleen aangaf hoe toekomstig onrechtmatig gedrag kon worden voorkomen.

Daarom kon het opleggen van een boete over de al begane overtredingen gewoon op zijn plaats zijn. Bovendien was de brief ondertekend door een ambtenaar, terwijl het college van burgemeester en wethouders bij uitsluiting bevoegd is tot boeteoplegging. De eigenaar mocht er dus niet op vertrouwen dat een bevoegd persoon in de legalisatiebrief had gesproken.

De Raad van State, onze hoogste bestuursrechter, zag het beroep op het vertrouwensbeginsel gelukkig anders.

Allereerst stelde de Raad van State dat het begrip handhaving niet alleen ziet op lasten onder dwangsom en bestuursdwang, maar ook ziet op bestuurlijke boetes. Daar waar de gemeente het begrip handhaving in haar brief had gebruikt, zag het vooruitzicht van het uitblijven van handhaving als er tijdig een vergunning zou komen ook op het uitblijven van een bestuurlijke boete.

Vervolgens stelde de Raad van State vast dat de legalisatie tijdig was ingezet en ook had geleid tot het verlenen van de omzettingsvergunning. De eigenaar had daarmee dan ook aan de eisen die genoemd zijn in de legalisatiebrief voldaan.

Hoewel het college van burgemeester en wethouders op grond van de Huisvestingswet bevoegd is tot boeteoplegging, stelde de Raad van State vast dat de brief was ondertekend door het hoofd van de afdeling Wonen. Een ambtenaar die beslissingsbevoegd is om (op grond van zijn mandaat) namens het college boetes op te leggen.

De Raad van State kwam daarom tot de conclusie dat de eigenaar er terecht op mocht vertrouwen dat er geen boete opgelegd zou worden gedurende de legalisatietermijn, vernietigde daarom de beslissing van de rechtbank Amsterdam en herriep het besluit van de gemeente tot boeteoplegging. Eind goed, al goed.

Daarmee handhaaft de Raad van State het vertrouwen in de rechtsstaat.